Wat je ver haalt is lekker’, luidt het gezegde.
En dat dit pensioenakkoord van ver moest komen, is wel duidelijk. Meer dan tien jaar heeft het geduurd tot het akkoord van afgelopen vrijdag, waarvan de contouren vorig jaar al waren doorgedrongen. Dat het huidige pensioenstelsel niet meer toekomstbestendig is, was inmiddels duidelijk. Hoe vaak hebben we niet mogen lezen over dekkingsgraden, kortingen en rekenrente die te laag zijn om nog iets fatsoenlijks uit de bus te laten komen.
Wat verandert er?
Tot nu toe zijn veel werknemers verzekerd voor een vaste pensioenuitkering. Dat wordt wel eens ‘de belofte van een pensioenfonds’ genoemd. Op het jaarlijkse pensioenoverzicht staat een bedrag dat jaarlijks vanaf pensioendatum zal worden uitgekeerd. Gewoon, een vast bedrag als toezegging. Vroeger zag je het bedrag jaar na jaar stijgen. Er was weer een jaar extra opgebouwd en er was ook nog een beetje inflatiecorrectie, om de toekomstige koopkracht ook meteen mee te nemen. De afgelopen tien jaar hebben we gemerkt, dat de toezeggingen, dat wil zeggen de jaarbedragen, niet altijd meer stegen. Of zelfs minder werden. Het pensioenfonds dat de uitkeringen toezegt, moet immers rekening houden met alle uitkeringen die nu en in de toekomst moeten plaatsvinden. Daar geldt een rekenrente voor, die door de aanhoudende rentedalingen ook veel lager was geworden. Gevolg: er moesten opeens zulke buffers worden aangehouden, dat de toegezegde pensioenen in het gedrang kwamen.
Die situatie gaat veranderen. We hebben zo dadelijk niets meer te maken met rekenrentes en dekkingsgraden. Het toegezegde pensioen zal mee gaan veren op de beleggingsresultaten van het betreffende pensioenfonds. Dat kan beter en dat kan slechter uitpakken dan het in een bepaald jaar berekende bedrag. Het pensioenbedrag per jaar zal meeveren met de beleggingen. De uitkering wordt dus onzeker.
Is dat een verbetering of verslechtering?
In ieder geval is het een eerlijk systeem. Als het beter gaat profiteer je als deelnemer in een pensioenfonds mee én je pensioen wordt niet kunstmatig gekort omdat de dekkingsgraad van een pensioenfonds te laag zou zijn. Gaat het slechter, dan is het ook logisch dat je minder pensioenaanspraken krijgt. Overigens wordt rekening gehouden met zware beroepen en komt er een niet-verplichte regeling voor zelfstandigen. In 2022 moet de wet over dit nieuwe pensioenstelsel ingaan, zo is beoogd, en pensioenfondsen krijgen tot 2026 de tijd om het nieuwe stelsel in te voeren.
En tot die tijd?
Voorlopig hebben we nog wel even te maken met dekkingsgraden. Minister Wouter Koolmees (Sociale Zaken) heeft aangegeven dat dezelfde soepele maatregel als eind 2019 ook eind 2020 zal gelden: geen kortingen op pensioenen als de dekkingsgraad boven de 90% blijft. Nu de rente nog steeds laag is en bedrijfsresultaten in veel gevallen aan de magere kant zijn, is het doorzetten van de versoepeling die in 2019 gold een prettige aangelegenheid. Tezamen met de maatregelen omtrent de AOW (66 jaar en 4 maanden in 2020 en 2021, daarna in stappen naar 67 jaar in 2024 en vanaf dat moment op basis van de levensverwachting) wordt het Nederlandse pensioenstelsel aangepast aan de eisen van de tijd. De uitwerking van het pensioenakkoord moet nog worden voorgelegd aan de diverse achterbannen.
En wat betekent dit voor je eigen financiële situatie? Wat betekent het als pensioentoezeggingen op en neer gaan? Wat moet je minimaal aan pensioen krijgen voor een prettig leven? Reden genoeg om dit eens uit te laten rekenen.